Wat is autisme?

Autisme: voor iedereen anders

Met autisme bedoelen we autismespectrumstoornis (ASS). Vroeger onderscheidden we verschillende soorten autisme: klassiek autisme, Asperger en PDD-NOS (Pervasieve Development Disorder-Not Otherwise Specified) en McDD. Deze onderverdeling wordt steeds meer losgelaten.
Bij mensen met autisme verloopt de informatieverwerking in de hersenen op een andere manier. Daardoor hebben ze vaak moeite om sociale situaties goed in te schatten en vinden ze het lastig om met veranderingen om te gaan. Andere dingen kunnen juist weer heel gemakkelijk zijn zoals het heel nauwkeurig werken of het snel kunnen zien van details.

Lang werd gedacht dat autisme een levenslange aandoening was, maar steeds meer wetenschappers vinden het beeld van autisme als levenslange onveranderlijke aandoening te zwart-wit. Het is een ontwikkelingsstoornis, het beloop is niet altijd goed te voorspellen. Als de diagnose al op de kinderleeftijd gesteld is, kan een kind zich zo ontwikkelen dat in de loop van de puberteit eigenlijk niet meer gesproken kan worden van autisme. Ook kan een kind in de puberteit of de volwassenheid pas vastlopen en dan de diagnose krijgen. En tenslotte kan een jongere in de loop van de puberteit een andere psychiatrische aandoening dan het oorspronkelijke autisme krijgen.

Autisme uit zich bij iedereen anders. Wat iemand lastig vindt of waar iemand juist goed in is, verschilt per persoon. Wel hebben alle mensen met autisme met elkaar gemeen dat ze moeite hebben om andere mensen goed te begrijpen en aan te voelen. Omdat ze moeite hebben met overzicht en het onderscheid tussen betekenisvolle hoofd- en bijzaken, hebben ze ook veel behoefte aan vaste patronen en voorspelbaarheid. Mensen met autisme worstelen vaak met gewone alledaagse dingen. Het is daarom belangrijk dat ze leren herkennen welke situaties lastig zijn, signaleren wanneer de stress oploopt en vaardigheden aanleren om met deze situaties en oplopende stress om te gaan.

We weten niet precies hoeveel mensen met ASS er zijn. Op basis van onderzoeken in binnen- en buitenland lijkt een percentage van 0,7 tot 1 procent van de bevolking aannemelijk.

Wat zijn de kenmerken van autisme?

Sociale situaties zijn ingewikkeld
Mensen met autisme kunnen moeite hebben om te begrijpen wat andere mensen bedoelen. Doordat ze taal letterlijk nemen, de toon niet opmerken of non-verbale communicatie (gezichtsuitdrukkingen, gebaren, toon) niet begrijpen. Daarnaast vinden ze het moeilijk om contact met anderen te maken of een gesprek te voeren. Soms hebben ze minder behoefte om interesses te delen. Sociale situaties zijn vaak ingewikkeld. Zo is het voor hen lastig om in te schatten welk gedrag verwacht wordt en kunnen ze ongepast of onhandig reageren.

Herhalende vaste gedragspatronen en specifieke interesses
Mensen met autisme kunnen geobsedeerd bezig zijn met bepaalde voorwerpen, onderwerpen of hobby’s. Vaak klampen mensen met autisme zich (angstvallig) vast aan bepaalde gewoonten, volgorde in handelingen, vaste routines en patronen. Zij hebben een angstig en geobsedeerd verlangen naar gelijkblijvendheid en kunnen in paniek raken als er een detail in de omgeving verandert. Ook hebben ze vaak zeer rigide denkpatronen die bescherming bieden tegen teveel prikkels. Mensen met autisme zijn vaak over- of juist ondergevoelig voor zintuigelijke prikkels.

Autisme en andere psychiatrische problemen (comorbiditeit)

Het is mogelijk dat iemand naast autisme nog een ander psychiatrisch probleem heeft. Dit wordt ook wel comorbiditeit of een comorbide stoornis genoemd. Denk bijvoorbeeld aan ADHD, angststoornis, depressie, eetstoornis of oppositioneel gedragsstoornis. Uit onderzoek blijkt dat bij ongeveer 70 procent van de kinderen en jongeren met autisme psychiatrische comorbiditeit voorkomt.

Bron: Dr. Leo Kannerhuis